ADVIES BETREFFENDE GEMEENTELIJKE BELEIDSKADER ARMOEDE EN SCHULDEN 2019-2022

 

GEVRAAGD ADVIES BETREFFENDE GEMEENTELIJKE BELEIDSKADER ARMOEDE EN SCHULDEN 2019-2022/ STAD MET UITZICHT

 

Juli 2019

 

Aanleiding:

Dit is het derde advies van de Participatieraad inzake de beleidsstukken van de gemeente Amsterdam over armoede, taal en schuldhulpverlening. Het eerste en tweede advies zijn uitgegaan in september 2018 respectievelijk januari 2019.

Dit advies betreft specifiek het gemeentelijke beleidsstuk Stad met Uitzicht/Beleidskader Armoede en schulden van april 2019.

 

Visie Participatieraad op armoede en schuldenproblematiek:

Eén op de zeven Amsterdammers leeft in armoede en veel Amsterdammers zitten in schulden. Daarvoor zijn soms individuele oorzaken aan te wijzen zoals ziekte, veel op afbetaling kopen, ontslag, een leesbeperking zoals dyslectie of taalachterstand, echtscheiding of ggz-problematiek.

Vooralsnog is het bestaan van armoede op grote schaal in een rijk land als Nederland en zeker in een rijke stad als Amsterdam een maatschappelijke misstand. De afgelopen veertig jaar is de koopkracht van het minimumloon met twintig procent (schrik niet!) gedaald. En  de koopkracht van de uitkeringen met bijna dertig procent. Dit heeft geleid tot een wereld waarin huisuitzettingen en schuldregelingen alledaagse praktijk zijn geworden en kinderen in te kleine schoenen naar school moeten lopen. Mensen schamen zich vaak om hun probleem aan de orde te stellen. Men ervaart dit als een persoonlijke nederlaag.

De schaamte wordt vaak nog versterkt door het vernederende stigma, dat armoede en schulden geen maatschappelijk probleem zijn, maar ontstaan door een gedragsprobleem. Armoede is een financieel probleem, het is geen gedragsstoornis die verholpen kan worden door de mensen “zelfsturend” te maken. Armoede is ook een probleem dat veel verder reikt. Voor diegenen die armoede ondervinden gaat het over de barre realiteit van simpelweg dag bij dag overleven, over een schrijnend structureel tekort aan middelen om aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen, over het gebrek aan perspectief.

Leden van de participatieraad zijn aanwezig geweest op twee avonden van het armoede platform op 7 maart en 27 juni in Ru Paré. Op de eerste avond waren directeur inkomen Renger Visser en Nel Winkel aanwezig. Er waren reacties van mensen die jarenlang met tekorten kampen en geen uitweg uit de uitkering zagen. Maar ook werkenden hebben het moeilijk. Wie een garantiebaan of andere kleine baan aanneemt gaat er niet of nauwelijks op vooruit, terwijl sommige regelingen wel degelijk vervallen. Zoals de alleenstaande moeder met een zoon, die net 18 was geworden maar vanwege een beperking thuis moest blijven en niet kon werken. Directeur Inkomen van WPI Renger Visser wilde weten hoe zij kon worden geholpen. Zij: “Kom met een voorziening om mijn maandelijks tekort aan te vullen.”

Een ander punt van kritiek was dat de dienst niet erg luisterde naar de cliënten en af en toe nogal betuttelend overkomt. Als men een willekeurige selectie cliënten een “traject” opdraagt om begeleid te gaan sporten en “oefenen met nieuw gedrag”, schuurt dat met hetgeen in de inleiding van het beleidskader staat. Vergelijkbare signalen kwamen ook uit een paneldiscussie met Renger Visser in het Dijktheater op 13 juni 2019.

In de tweede avond in Ru Paré werd het verschil tussen liefdadigheid en solidariteit besproken. Verschillende aanwezige hadden ervaren dat het vernederend is om cadeautjes voor de kinderen te ontvangen, terwijl je zelf geen geld hebt om de rekeningen te betalen. De meeste armen hebben liever een hoger inkomen dan een scala van aparte voorzieningen.

Uit de GGZ krijgen wij verder signaal, dat GGZ-cliënten weliswaar bij de gemeente een eigen afdeling voor budgetbeheer hebben, maar toch vaak niet goed doorhebben wat hun overkomt als zij in een schuldregeling terechtkomen.

Al met al kunnen we stellen dat de ingeslagen richting juist is, maar dat de signalen die we verzameld hebben aangeven, dat er nog hobbels in het wegdek liggen. Sommige reacties waren fel. En sommigen hadden meer moeite met de bejegening en het stigma dat ze opgelegd kregen dan over het geld, dat ook volgens  Nibud en CPB vaak te weinig is om van rond te komen.

Dit kan zijn doordat sommige sprekers aangaven al achttien jaar gehinderd te worden bij het vinden van werk. In dat geval hebben zij een gedurende lange periode frustratie en schade opgelopen, en dat is niet in één keer verdwenen. Het kan ook zijn dat er nog verschil bestaat tussen het beleid en de uitvoerig. Hoe groot dit verschil kan zijn heeft het onderzoek van Eijbergen en Huberts in 2015 wel uitgewezen. Wij kunnen signalen aandragen en zullen dat graag blijven doen, maar een dergelijk onderzoek kunnen wij niet evenaren.

 

De Participatieraad is vertegenwoordigd bij de Landelijke Cliëntenraad. Wij onderschrijven de hier ontwikkelde visie op armoede, zoals die door de dit jaar afgetreden voorzitter Gerrit van der Meer is kort maar krachtig is verwoord in een column uit 2016, die als bijlage is bijgesloten. Die visie houdt in, dat onze samenleving gebaseerd is op een aantal uitgangspunten, die armoede veroorzaken en in stand houden. Het moet voor een vooruitstrevend gemeentebestuur een uitdaging zijn deze te bestrijden en te elimineren.

Dit betekent voor ons dat we daar waar inderdaad individuele psychische of gedragsproblematiek gediagnosticeerd wordt, adequate hulp kan worden geboden, maar dat verreweg het grootste deel van de armen materiële steun en bestaanszekerheid zou moeten worden geboden, voor zover dit voor de gemeente mogelijk is.

In de Inleiding lezen wij dat ook de gemeente armoede en schulden niet als het gevolg van individueel falen ziet, maar als een maatschappelijk probleem en duurzaam op in wil zetten op bestaanszekerheid en gelijke kansen.

Armoede is vaak een gevoelskwestie. Een minderheid van Amsterdammers met een laag inkomen ziet zichzelf toch als rijk, omdat zij beschikt over een goed sociaal netwerk, mogelijkheden om zichzelf te ontplooien en veel vrije tijd. Zonder iets af te willen doen aan de schuldenproblematiek die veel Amsterdammers treft en die zeer zeker een gevoel van intense armoede kan veroorzaken, wil de Participatieraad benadrukken dat dat spiritualiteit, geestelijke ontwikkeling en persoonlijke groei net zo belangrijk zijn dan een gevulde portemonnee. De Participatieraad spreekt bij deze de verwachting uit dat Amsterdam alles in het werk stelt om de gevoelsarmoede laag te houden. Subsidiëring en anderszins ondersteuning van het laagdrempelige, laag budgettaire netwerk dat Amsterdam nog steeds bezit, is wat ons betreft nodig om de stad leefbaar te houden voor alle inkomensgroepen.

 

 

De gemeentelijke aanpak van armoede en schulden:

De Participatieraad onderschrijft de ambities van het College van B&W, zoals gesteld op pagina 3 en 4 van het Beleidskader. Ook met veel van de uitvoeringsplannen is de raad het eens. Wel ziet de raad een aantal knelpunten, die in het Beleidskader niet of niet voldoende worden opgelost.

De Participatieraad noemt hier expliciet het uitbesteden van eventuele schuldsanering aan particuliere bedrijven. Er is hier naar het inzicht van de raad sprake van een disproportioneel verdienmodel. Hoe langer cliënten verbonden zijn aan een dergelijk bedrijf, hoe meer dat bedrijf aan de cliënt verdient.

Veel mensen met GGZ-problematiek voelen zich bij dit soort bedrijven veelal slecht gehoord en vaak ook voelen zij zich onveilig. Dit komt doordat bedrijven veelal werken met verschillende werknemers die geen empathie hebben met deze Amsterdammers.

Daarbij gaat het belang van het bedrijf veelal voor het belang van de cliënt. Ook worden cliënten onnodig lang in de schuldsanering gehouden. Er zijn gevallen bekend waar cliënten tot wel 10 jaar aan een onnodig traject worden onderworpen. Mensen met een GGZ-problematiek hebben vaak geen overzicht in wat hen overkomt of wat de gevolgen van hun handelen kunnen zijn.

 

Adviezen:

Het voorgaande in overweging nemende komt de participatieraad tot de volgende adviezen.

Adviezen bij Hoofdstuk 2 Perspectief op een betere toekomst.

  1. De Participatieraad constateert een veelvuldig gebruik van Engelse woorden in het Beleidskader, zoals Self efficacy (pagina 5), Urban Family School (pagina 6), mobility mentoring (pagina 10). De raad ziet graag Nederlandse woorden hiervoor. Als u van immigranten eist, dat zij Nederlands spreken, gelieve zelf het goede voorbeeld te geven.
  2. De Raad adviseert de gemeente op het gebied van Goed Werkgeverschap het goede voorbeeld te geven en flexwerkers een volwaardig arbeidscontract te geven, met een volwaardig loon.
  3. Het grootste deel van de ruim 800 mensen met een garantiebaan of een baan in beschut werk krijgt een contract van minder dan 30 uur. Hier valt op de lange duur niet van rond te komen. Hier zou een vol maandloon dienen te komen. De gemeente heeft niet altijd in de hand hoeveel uur iemand krijgt bij een sociale firma, maar er wordt een uitkering bespaard en de gemeente krijgt middelen om een loonkostensubsidie op basis van voltijdscontract te verlenen. De Raad adviseert de daaruit vrijkomende gelden in te zetten om het karige loon aan te vullen en zo toekomstige hoge maatschappelijk kosten te voorkomen.
  4. Mensen in een garantiebaan, en vooral mensen in beschut werk zijn, vanwege hun beperking, extra kwetsbaar en krijgen deze banen omdat ze extra hulp of bescherming nodig hebben. Echter de enige zekerheid die deze Amsterdammers hebben is dat ze na 23 maanden weer op straat gezet worden. De gemeente zou op zijn minst een sociaal ontwikkelbedrijf in stand moeten houden, waar deze werknemers op terug kunnen vallen bij ontslag. Ook hiermee kunnen hoge maatschappelijk kosten voorkomen worden.
  5. Wat betreft de opmerking over Goed Werkgeverschap op pagina 6 van het Beleidskader benadrukt de Participatieraad dat het tegen onbetaalde arbeid is en daarom niet kan instemmen met onbetaalde leerstages, werkervaringsplaatsen, arbeidsfit-trajecten enz. enz. Werken moet lonen en wel voor een fatsoenlijk salaris dat minimaal op het niveau van het minimummaandloon ligt.
  6. De Participatieraad vindt de zogeheten zachte landing van de armoedeval en het laten doorlopen en aansluiten van de minimaregelingen zeer positief. Zeker handhaven.

 

 

Adviezen bij Hoofdstuk 3 Kansen voor kinderen en jongeren

 

  1. Wij pleiten voor een zekere flexibiliteit zitten in de minimaregelingen. Bijvoorbeeld de kledingbon zou mogelijk mogen zijn om op een andere datum, als het ouders door omstandigheden beter uitkomt. Is het mogelijk dat de klant de winkel kiest in plaats van de gemeente?

 

 

 

Adviezen bij Hoofdstuk 4 Preventie van armoede en schulden en Hoofdstuk 5. Amsterdam vrij van problematische schulden.

 

  1. De schuldhulp/schuldsanering dient volledig in handen te komen en uitgevoerd worden door de gemeente. Dit geeft bij een goede invulling hiervan waarborg voor een goede
  2. Het vakantiegeld zou niet gebruikt mogen voor schuldsanering. Zie hiervoor het door de Participatieraad Amsterdam aangeboden Zwartboek Vakantiegeld van september 2016.
  3. Schulden aan de gemeente of schulden die ontstaan zijn door verkeerd toegewezen toeslagen e.d. dienen zeker niet via het CJIB (Centraal Justitieel Incasso Bureau) te worden geïnd. Hiertoe dient de oorspronkelijke schuld door de gemeente worden overgenomen tegen een soepele terugbetalingsregeling waarbij de vakantietoeslag buiten beschouwing blijft en er over het overgenomen schuldbedrag geen rente wordt berekend.
  4. Met betrekking op de beslagvrije voet en aflossingscapaciteit pleit de Raad ervoor dat in alle gevallen van schuldproblematiek rekening wordt gehouden met de individuele situatie.
  5. De Raad adviseert om Amsterdammers, die met schulden kampen een budgettraining aan te bieden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van ervaringsdeskundigen. Medewerkers van de gemeente kunnen een breder inzicht krijgen in budgetteren door het Budgetspel te spelen, dat is ontwikkeld door de Participatieraad.
  6. De gemeente zou via de zogenaamde Wijkteams een “veilige” plaats kunnen bieden om specifieke individuele problemen vrijblijvend en vertrouwelijk te kunnen bespreken. De cliënt heeft daarbij één aanspreekpunt, gesprekken dienen desgewenst te worden gevoerd in een geluidsdichte ruimte. Dit versterkt het veilige gevoel voor betrokkenen.
  7. De raad ziet de voorstellen voor de inrichting van deze Wijkteams graag tegemoet en zal daarop te zijne tijd formeel adviseren.
  8. De raad adviseert de gemeente erop toe te zien dat de looptijd van de schuldsanering in geen geval langer duurt dan wettelijke termijn van drie jaar.
  9. Uiteraard dienen Amsterdammers die in de schuldsanering terecht zijn gekomen -zonder dit zelf te hoeven vragen- in aanmerking te komen voor de Stadspas, de pas voor de voedselbank, de pas voor de sociale drogist, de pas voor de sociale supermarkt en nieuwe dan wel niet vernoemde aanbiedingen.
  10. De Raad wijst er op dat het welbevinden van alle Amsterdammers een vermindering van de druk op de Collectieve Zorg met zich meebrengt. Tijdens de schuldsanering mag het echter niet voorkomen dat de cliënt van medische zorg ontheven wordt of niet in aanmerking kan komen voor medische ingrepen, dan wel hulpmiddelen waarmee een eigen bijdrage gemoeid is of bij personen die een achterstand hebben in de betaling van de zorgpremie/eigen risico.
  11. Tijdens het aflossen van schulden en de schuldsanering en de aflossing daarvan zal voor 100 procent maatwerk moeten worden geleverd, daar elke situatie anders is. Hiervoor zal de gemeente haar “uitvoerders” van de schuldsanering moeten voorzien van voldoende handvatten om dit te bewerkstelligen.
  12. Budgetbegeleiding alleen zolang het nodig is, niet langdurig. Hier hebben mensen niets aan. Acht jaar budgetbeheer kan veel te lang zijn. Mensen moeten veel eerder weer perspectief krijgen om het zelf weer te doen. Voor mensen met een verstandelijke beperking en verslaafden ligt dat anders.
    De duur van schuldaflossing/schuldsanering zou niet langer moeten zijn dan 3 jaar. De begeleiding, nadat de schuldensanering voorbij is, zal maatwerk moeten zijn, zodat de betrokkene niet opnieuw in de financiële problemen terecht komt.
  13. De Raad wijst er op dat bij de overname van schulden van jongeren de medewerking van ouders en/of voogden bepalend is. Ook hier ziet de Raad nadere uitwerking graag tegemoet.
  14. De inzet van gediplomeerde ervaringsdeskundigen is prima. Dit betekent echter niet dat zij genoeg levenservaring hebben om dat werk ook te kunnen doen. Uiteraard dient bij het inzetten van ervaringsdeskundigen terdege worden gekeken of de ervaringsdeskundige voldoende inhoud/bagage heeft om dit werk (betaald) te kunnen verrichten, anders wordt het water naar de zee dragen.
  15. Inhouden vaste lasten op de uitkering: graag hier uiterst voorzichtig mee omgaan. Dit kan als bemoeizorg worden opgevat. Klant kan het overzicht kwijtraken. Als het WPI de vaste lasten gaat overnemen en er ontstaan hierdoor extra schulden kunnen hierdoor extra kosten ontstaan. De klant kan extra geld (boetebedrag van 40 euro) moeten betalen. Voorbeeld: klant gaat door omstandigheden minder huurverhoging betalen. Geeft dit door aan WPI zodat de oude huur betaald blijft. Het WPI maakt toch de nieuwe huur over. Dan is voor de klant de weg naar de huurcommissie onmogelijk geworden. Het WPI houdt hiermee geen rekening. Bij veel klanten is dat in het verleden gebeurd. Dat geld krijg je niet terug. Door de toeslagen waarvoor zij bedoeld zijn ook in te zetten en de toeslagen dan ook over te maken naar de instanties waarvoor zij bedoeld zijn worden de rekeningen lager dus hoeft de persoon(en) daar niet van in de war te raken en wordt het “verkeerd” uitgeven van de toeslagen sterk vermindert waardoor minder betalingsproblemen kunnen ontstaan.
  1. De Participatieraad wil graag een sociaal incassobeleid. Daarbij is het van belang dat iedereen mee werkt. Opheffen van knelpunten is essentieel.

 

Adviezen bij Hoofdstuk 6. Meedoen zonder belemmeringen

24.  Veel Amsterdammers in financiële nood ontberen een sociaal netwerk dat hen kan helpen met administratie, belastingaangifte, aanvragen minimavoorzieningen, etc. De Participatieraad adviseert de gemeente Amsterdam om alles in het werk te stellen om het sociaal netwerk te verbreden c.q. te behouden. Dat kan onder meer door kortingen te verlenen op sportactiviteiten, sociale activiteiten in de buurt, culturele activiteiten en verder alles dat Amsterdammers maar bij elkaar brengt. Wij zien dat er kortingen worden gegeven via de Stadspas. Dit is positief, maar bereikt lang niet iedereen: Een aanbieding om gratis een jaar te sporten was na drie dagen al uitverkocht. Achteraf bleek dat er voor slechts 500 abonnementen was ingekocht. Geëxtrapoleerd naar dertig dagen zouden zeker 5000 Amsterdammers belangstelling voor zo’n sportkaart kunnen hebben.

25.  Indien men een groot belang hecht aan de inzet van ervaringsdeskundigen, zouden wij graag zien dat in plaats van “doorgroei naar betaald werk”, direct een betaalde baan zou worden aangeboden. Werken moet lonen immers.

26. Gratis openbaar vervoer voor ouderen: ouderen die reizen met het openbaar vervoer of gebruik maken van het aanvullend openbaar vervoer van deur tot deur dienen naar het inzicht van de Raad ook recht verkrijgen op de vaste vergoeding van 70,- euro per jaar. Zij vallen nu buiten de boot. De Raad pleit er al langer voor alle stadspashouders in aanmerking te laten komen voor gratis openbaar/aanvullend vervoer. Het onderhouden van fysiek contact is een levensbehoefte die de sociale cohesie van alle Amsterdammers ten goede komt. In ieder geval zijn die duizenden min of meer armlastige Amsterdammers die zich met betrekking op mantelzorg of anderszins om hun stadsgenoten bekommeren hiermee wat reiskosten betreft enigszins ondersteund.

27. Fonds Bijzondere Noden Amsterdam: Er zijn klantorganisaties buitengesloten die een aanvraag willen doen voor hun klanten. Welke 60 organisaties kunnen dat wel? De Participatieraad zou graag een lijst van deze organisaties ontvangen.

28. De Raad adviseert de gemeente dringend een adequate Individuele Inkomens Toeslag vast te stellen. De huidige regeling staat in geen enkele verhouding tot wat Amsterdammers die in langdurige armoede verkeren feitelijk behoeven. De Raad stelt voor om de bedragen te verhogen naar 250 € voor alleenstaanden en 450€ voor gezinnen. Tevens wensen wij deze toeslag toegankelijk te maken voor AOW’ers zonder aanvullend pensioen en personen met onvolledige AOW.

 

Adviezen bij Hoofdstuk 7. Financiële ruimte door inkomensondersteuning

29. Met betrekking op de Regeling Tegemoetkoming Meerkosten verwelkomt de Raad dat de regeling in 2020 wordt uitgebreid tot 130% van het minimum loon. De raad adviseert daarnaast deze regeling voor prijsstijgingen te compenseren. Volgens de Raad zou deze prijscompensatie voor alle gemeentelijke regelingen dienen te gelden.

30.De Raad ontvangt graag nadere informatie omtrent de inzet van het Fonds Bijzondere Noden Amsterdam. En over de criteria waaraan deelnemende organisaties moeten voldoen

31.Daarnaast is de Raad van mening dat minimaregelingen niet dienen te worden gekoppeld aan werk- of scholingstrajecten. Iedere Amsterdammer zou op deze regelingen aanspraak moeten kunnen maken.

 

Samenvattend wenst de Participatieraad:

  1. Het terughalen van schuldbemiddeling en bewindvoering naar de gemeente, dan wel dit direct bij de gemeente onder te brengen;
  2. Het vakantiegeld buiten het beslag of aflossingsregelingen te houden;
  3. In bredere zin meer ondersteunend beleid te ontwikkelen en dit daadwerkelijk in te zetten;
  4. Het uitvoeren van de herhaalde belofte om te stoppen met werken zonder loon en eenieder die aan het werk gaat een volwaardig maandloon te gunnen
  5. Daarbij vraagt de Raad aandacht voor bijzondere doelgroepen.

 

Namens de Participatieraad, themagroep Inkomen,

Ton Arendse

Anke van der Vliet

Martin Brandwagt

Bart Louwman

 

Juli 2019

 

________________________________________________________________________________________________________________________________

Bijlage: Column LCR-voorzitter Gerrit van der Meer: armoede

Juli 2016

 

Gerrit van der Meer, voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad, schrijft elke maand een column waarin hij reflecteert op actuele gebeurtenissen. Dit keer zijn dat er twee. Het feit dat in Rotterdam één op de vier kinderen in armoede opgroeit. In heel Nederland hebben we het over één op de tien kinderen. En dat is schandelijk voor een van de rijkste landen van de wereld. Vooral als gekeken wordt naar artikel 27 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de VN: ‘Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling.’ Die bepaling geldt niet alleen voor arme landen, maar ook voor ons!

Eén op de tien kinderen groeit op in armoede in Nederland.

In Rotterdam is dat zelfs één op de vier! In artikel 27 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de VN staat: ‘Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling.’ Denken we nou, dat die bepaling vooral nodig is voor kinderen in arme landen? Nederland behoort tot de vijf rijkste landen van de wereld, maar voor heel veel kinderen voldoen wij dus niet aan dat verdrag.

We moeten ons daar voor schamen. Kinderen die op school komen zonder te hebben ontbeten. Kinderen die het op weg naar school koud krijgen omdat ze geen winterjas hebben. Kinderen die nooit vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis durven te nemen om te spelen. Kinderen die altijd ‘ziek’ zijn als ze worden uitgenodigd voor een verjaardagspartijtje: uit schaamte omdat er geen cadeautje kan worden gekocht. En kinderen die niet aan sport kunnen doen of muziekles kunnen krijgen. Op alle punten worden deze kinderen achtergesteld ten opzichte van andere kinderen.

Kinderen die in armoede opgroeien hebben een grote kans om als volwassene die armoede niet te ontstijgen. Armoede is vaak erfelijk! Een vicieuze cirkel die zich over meerdere generaties uitstrekt. Heel cynisch gezegd: armoede is duurzaam.

Vorige week was er door het rapport van het CBS veel aandacht in de media voor kinderen in armoede. Als je die berichten ziet, zou je bijna denken dat armoede een verschijnsel is dat mensen overkomt. Net als slecht weer: niets aan te doen. Dat beeld klopt natuurlijk niet.

De media berichten dan ook over pogingen van het kabinet en gemeenten om hier iets aan te veranderen. Het kabinet maakte honderd miljoen extra vrij voor armoedebestrijding en veel gemeenten hebben maatregelen getroffen. Zoals het betalen van de sportcontributie door de gemeente. Allemaal met de beste bedoelingen. Ik ben dan ook de laatste om te zeggen dat zulk beleid niet goed is. Maar een structurele duurzame oplossing zou beter zijn.

Onze samenleving is gebaseerd op uitgangspunten die armoede veroorzaken en in stand houden. Ik noem er een paar:

Zelfverrijking: als je een toppositie hebt met een heel goed salaris kun je zelf bepalen dat je nog veel meer gaat verdienen.

Werken met je hoofd verdient vaak veel beter dan werken met je handen.

Betaalde arbeid is heilig: veel belangrijke bijdragen aan de samenleving (bijvoorbeeld mantelzorg) worden wel gewaardeerd maar niet betaald.

De arbeidsmarkt stelt steeds hogere eisen, de race wordt zwaarder en dus zijn er meer afvallers. Voor die afvallers geldt: we maken de uitkering zo laag mogelijk, anders word je maar lui.

De grote ongelijkheid: vrouwen verdienen minder dan mannen, mensen met een beperking verdienen (veel) minder dan gezonde mensen, allochtonen verdienen minder dan autochtonen en hebben sowieso al minder kans op een betaalde baan.

Tot slot: wie niet mee kan betalen, mag ook niet meedoen en al helemaal niet meebeslissen. Armoede betekent: (sociaal) isolement en houdt zo zichzelf in stand. En daardoor is de laatste jaren de kloof tussen rijken en armen in Nederland steeds groter geworden en zal hij in de komende jaren nog groter worden.

Pas als we deze principes op de helling zetten, kunnen we echt wat aan armoede doen. En kunnen we kinderen in ons land geven waar ze volgens het verdrag dat we zelf steunen recht op hebben.

 

Gerrit van der Meer, juli 2016