Advies Perspectiefbanen

ADVIES PERSPECTIEFBANEN

Participatieraad, 8 MAART 2017

Advies met betrekking tot de Procesevaluatie Perspectiefbanen: opnieuw helder denken over een nieuwe regeling

Voor ons ligt de Procesevaluatie Perspectiefbanen, opgesteld na het eerste jaar van een driejarige onderzoeksperiode. Het aantal plaatsingen en de te verwachten mogelijke plaatsingen valt erg tegen. Wij willen bezien of het mogelijk is om naast een aanzienlijke kostenbesparing méér nieuwe arbeidsplaatsen te realiseren.

Bij de presentatie van het eerste voorstel in januari 2015 werd duidelijk gesteld dat Amsterdam volgens het coalitieakkoord gaat stoppen met onbetaald werk en dat hiertoe de perspectiefbaan wordt ingezet. Dus echte banen, echte werkgevers, CAO-lonen of minimumloon.

In de daarop volgende voorbereidingsfase hebben aspirant deelnemers meegedaan. In het onderzoek zijn gemeente en werkgever geïnterviewd. Genoemde aspirant deelnemers die bij de voorbereiding betrokken zijn geweest noch de feitelijke tewerkgestelde werknemers zijn bij het nu voorliggende onderzoek betrokken. Van de Participatieraad wordt verwacht ervaringsdeskundigheid in te brengen in de advisering. Zonder de werknemers te hebben gesproken is dit moeilijk.

De procesevaluatie is gedegen uitgevoerd, maar het is in essentie een onderzoek naar ondernemers, die moeite hebben de arbeidsmarkt te betreden.

Eén element uit het eerdere rapport van de Argumentenfabriek is naar ons idee hierbij uit het oog verloren: de gemeente eist goed werkgeversschap. “De gemeente wil slechts zakendoen met werkgevers die betrouwbaar zijn en goed omgaan met de mensen die er werken. Dit zal naar verwachting ook bijdragen aan een voorspoedige ontwikkeling van de deelnemers aan een Perspectiefbaan.”

In het nu voorliggende rapport overheersen aarzelende ondernemers die hun voorkeur uitspreken voor andere regelingen, waarbij zij de tewerkgestelden eerst gratis aangeboden krijgen, zonder verplichtingen, behalve het met de mond belijden van goede bedoelingen, de zogenaamde ‘intentie’.

Als men via het ene loket gratis en zonder verplichtingen werknemers aanbiedt en via het andere loket slechts gedeeltelijk gesubsidieerd en mèt verplichtingen, spant men het paard achter de wagen. Bij inspreken op 16 september 2015 in de Commissie Werk en Economie is zowel door Fons de Vries (toen namens de Cliëntenraad) als door Bart Louwman (toen namens FNV Uitkeringsgerechtigden) op de gevaren gewezen.

De vraag dringt zich op of er geen betere alternatieven zijn dan het tegen hoge kosten afmaken van de volledige onderzoeksperiode van drie jaar. Wetenschappelijk inzicht is een nuttige zaak, maar de taak van de gemeente is mensen aan betaald werk te helpen.

Men zou wellicht eenvoudigweg de verschillende regelingen die er nu zijn kunnen vervangen door één eenduidige regeling, een mogelijkheid die ook al door de Argumentenfabriek genoemd was. Men zou een arbeidsplaatssubsidie in kunnen voeren, zoals die in de jaren tachtig van de vorige eeuw in heel Nederland gold. Hierbij werd achttienduizend gulden verstrekt aan een ondernemer die een nieuwe arbeidsplaats bood voor iemand die een bepaalde werkloosheidsduur had. De verantwoordelijkheid van de keuze van de branche was aan de ondernemer. Dit is logisch want lijsten van ‘krapteberoepen’ zijn doorgaans al achterhaald op het moment dat ze gereed zijn. Het risico van afbreuk was ook aan de ondernemer: als de kandidaat binnen 24 maanden weer een uitkering aanvroeg, moest een evenredig deel van de subsidie worden terugbetaald.

Een dergelijke regeling met de bedragen, zoals die nu in euro’s gehanteerd zijn, is voor de ondernemer voordeliger dan de proefplaatsing bij het UWV, met dien verstande dat de UWV-cliënt wellicht korter werkloos is geweest. Overleg met het UWV is nuttig omdat deze bijvoorbeeld bij de oudere ICT-ers de krenten uit de pap kan pikken, maar anderzijds ook benadeeld kan worden door een eventueel ‘draaideureffect’ van de door de gemeente tewerkgestelden. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, maar ook bij het UWV zullen de destijds bij de Regionale Arbeidsbureaus gerealiseerde resultaten de gesprekken zeker vergemakkelijken.

In aansluiting van ons advies over de proefplaatsingen van januari 2017 adviseren wij dan ook om de bestaande regelingen te vervangen door één uniforme regeling die voor alle werknemers èn werkgevers dezelfde elementen bevat.

De gemeente concurreert dan niet meer tegen zichzelf en kan aanzienlijke bedragen besparen, die dan weer ingezet kunnen worden om de Werkbrigade uit te breiden. Wij vernamen dat de Werkbrigade inmiddels 100 Amsterdammers een baan heeft aangeboden.