ANTWOORD OP ADVIES TOEGANKELIJKHEID EN INCLUSIE

Geachte leden van de Participatieraad Amsterdam,

Dank u hartelijk voor uw advies over de voortgangsrapportage toegankelijkheid 2020. Op 9 september 2020 is aan u advies gevraagd over de conceptversie van de voortgangsrapportage toegankelijkheid 2018. Op 30 oktober 2020 heeft u een reactie gegeven.

Uw advies en deze reactie worden aan de raadscommissie Zorg, Jeugd zorg en Sport meegezonden als bijlagen bij de definitieve versie van de voortgangsrapportage toegankelijkheid 2020.

Wij zullen in onze reactie puntsgewijs ingaan op uw adviezen.

1. De Participatieraad adviseert dat werknemers in een sociaal bedrijf en die aangewezen zijn op ongeschoold werk, een goede cao met pensioensopbouw verdienen.

Reactie van het college: De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de inzet om met de vakbonden tot een cao te komen voor de arbeidsvoorwaarden van groepen mensen die werkzaam zijn onder de Participatiewet. Daarbij wordt met name gedacht aan mensen die werken met een indicatie beschut werk en mensen die vallen onder de banenafspraak. De afbakening van de doelgroep van de cao en de context waarin deze geldt vraagt verdere afbakening. Bijvoorbeeld dat de cao met name geldt bij dienstverbanden onder de Participatiewet met gemeentelijke ren regionale werkbedrijven en voormalige sociale werkvoorzieningsbedrijven (SW-bedrijven). De mogelijkheden voor loonafspraken en een pensioenregeling worden betrokken bij de voorbereidingen op de cao.De VNG geeft hierbij als randvoorwaarde aan dat voor de mensen werknemers die onder de cao vallen, een (financiële) prikkel blijft bestaan om door te stromen naar een reguliere baan. Ook is de inzet van gemeenten dat de financiering van de arbeidsvoorwaarden niet ten koste mag gaan van

bestaande budgetten. Daarom wordt door de VNG als voorwaarde voor een dergelijke cao gesteld dat het Rijk zorg draagt voor aanvullende financiering. Deze inzet van de VNG is bij de zomer 2020 gehouden raadpleging van gemeenten, door het college van B&W (hierna college) van Amsterdam onderschreven.

2. De Participatieraad adviseert dat het makkelijker zou moeten worden om als ouders het huurcontract over te zetten op kinderen, wanneer laatstgenoemden afhankelijk zijn van sociaal werk.

Reactie van het college: Wat betreft contract-overschrijving: Kinderen kunnen het huurcontract, uitsluitend ‘mede’ op hun naam krijgen als de corporatie instemt met een aanvraag van medehuurderschap op grond van mantelzorg. De beoordeling wordt gebaseerd op de criteria voor urgentieverlening die zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening. Dat de ouders zijn aangewezen op sociaal werk is bij de beoordeling van de woningtoewijzing niet van belang, het gaat alleen om de medische situatie waarvoor medehuurderschap een oplossing is. In situaties waarbij kinderen achterblijven op de woning na het overlijden van de ouders, spelen de corporaties een belangrijke rol. In deze gevallen zorgen de corporaties voor een maatwerkoplossing, die afhankelijk is van de grootte van de woning, het huishouden van het achtergebleven kind, de hoogte van het inkomen van het kind en de

bestaande budgetten. Daarom wordt door de VNG als voorwaarde voor een dergelijke cao gesteld dat het Rijk zorg draagt voor aanvullende financiering. Deze inzet van de VNG is bij de zomer 2020 gehouden raadpleging van gemeenten, door het college van B&W (hierna college) van Amsterdam onderschreven.

3. Wat betreft armoedebestrijding en schuldhulp heeft de Participatieraad eerder een uitgebreid advies geschreven in juli 2019.

Reactie van het college: Geen opmerkingen.

4. De Participatieraad juicht de toegankelijkheid en de stijgende tevredenheid over de Rtm-regeling toe. Wel adviseert men dat de regeling nog meer onder de aandacht te brengen.

Reactie van het college: Wij danken u voor uw complimenten over de Rtm.Het college vindt het belangrijk om armoede onder mensen met een beperking en chronisch zieken tegen te gaan en het bereik van de armoederegelingen voor deze doelgroep te vergroten. De gemeente werkt hierin samen met belangenbehartigers, cliëntenorganisaties, intermediairs en (zorg)aanbieders.Uw suggestie om voorlichting te geven over de Rtm via de komende Buurtteams en de onafhankelijk cliëntondersteuners is een goede aanvulling die wij graag overnemen.

5. De participatieraad stelt dat in paragraaf 2.8 onbeperkte toegankelijkheid voor alle Amsterdammers als uitgangspunt moet worden genomen

Reactie van het college: Toegankelijkheid, integrale toegankelijkheid, onbeperkte toegankelijkheid, minimale toegankelijkheid, algemene toegankelijkheid zijn verschillende begrippen die in meer of mindere mate gebruikt worden in Nederland. Daarnaast zijner uitdrukkingen als “iedereen doet mee,” “onbeperkt meedoen” en “ongehinderd” in omloop .

Het uitgangspunt van het college is dat iedereen mee kan doen in Amsterdam, ongeacht leeftijd, afkomst sociaaleconomische positie, beperking,seksuele geaardheid, etc. In het Coalitieakkoord staat de ambitie opgenomen dat we de stad hiervoor ook sociaal en fysieke toegankelijker maken. De rapportage en webpagina van de gemeente om het VN-verdrag handicap te implementeren wordt al enige jaren ‘Iedereen doet mee!’ genoemd. Het college is voorzichtig met het introduceren van nieuwe termen en begrippen, die weer kunnen leiden tot discussies. Wij leggen de focus de komende jaren graag op een goede uitvoering van de bovengenoemde ambities en nemen de nieuwe term ‘onbeperkt toegankelijk’ niet over.

6. De Participatieraad vraagt zich af hoe de termen gehandicapt of beperking gebruikt worden.

Reactie van het college: Zo veel als mogelijk wordtmensen meteen beperkingin de rapportagegebruikt. De term gehandicapten” of mensen met een handicapkomen ook voor in de rapportage. Dit komt met name omdat in de diverse beleidsstukken en beleidsbrieven beide termenworden gebruikt. Daarnaast zijn er termen die algemeen gebruikelijk zijn zoals gehandicaptenparkeerplaats.” Belangenbehartigers hebben begin 2020 aan de verkeerscommissie gevraagd zoveel mogelijk de term “mensen met een beperking” te gebruiken. Termen die echt vermeden moeten worden in stukken zijnminder validen” of “invaliden”, vanwege de negatieve connotaties. U vraagt naar een toelichting over de betekenis en het gebruik van deze termen. In de tekst van het VN-verdrag handicap omschrijft men de doelgroep van het verdrag als volgt:Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.”De focus ligt bij het VN-verdrag op het sociale model waarbij het de samenleving is die iemand beperkt maakt, door drempels op te werpen.Een goede en eenvoudiger uitleg die lokale belangenbehartigers en ervaringsdeskundigen geven is: een ‘beperking’ is iets van jezelf (zoals slechtziendheid of doofheid), ‘gehandicapt’ is als je met je beperking mee wilt doen en ervaart dat de maatschappij drempels opwerpt.Wij zullen een toelichting over het VN-verdrag handicap en de omschrijving van de doelgroep aan de inleiding van de voortgangsrapportage 2020 toevoegen.

7. De participatieraad schrijft dat in de rapportage gesproken wordt over rolstoelwoningen, maar zou graag inzetten op Levensloopwoningen.

Reactie van het college: Door de gemeente en de corporaties wordt ingezet op aanpasbaar bouwen. In de samenwerkingsafspraken tussen corporaties, huurderskoepel en gemeente is afgesproken om tenminste 90% van de sociale nieuwbouwwoningen aanpasbaar te bouwen. Dat is met uitzondering van studenten-en jongerenhuisvesting en collectief opdrachtgeverschap. Bij het gebruik van een rollator en scootmobiel voor buitengebruik zijn deze woningen relatief eenvoudig geschikt te maken. De maatvoering van volledig geschikte rolstoelwoningen is echter geheel anders, omdat deze woningen niet alleen geschikt moeten zijn voor de draaicirkel van (elektrische) rolstoelen, maar ook voor gebruik van bijvoorbeeld tilliften, plafondtilliften of douchebrancards. Deze maatvoering is zodanig dat dit in reguliere sociale huurwoningen niet in te passen is. Het college heeft daarom zowel afspraken over aanpasbare woningen als over volledig geschikte rolstoelwoningen in de sociale huur gemaakt met de corporaties.

8.Scholen moeten ook vanuit hun zelf passend leren aanbieden en niet afwachten tot er een leerling komt met een vraag.

Reactie van het college: Het bieden van passende ondersteuning aan kinderen binnen het regulier onderwijs is een verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden en van de scholen. De gemeente Amsterdam heeft daar formeel geen zeggenschap over. Door de gezamenlijke Werkagenda passend onderwijs en de relatie met jeugdhulp 2019-2020’ondersteunt en faciliteert de gemeente waar mogelijk de partijen in het onderwijsveld om deze ondersteuning te bieden. Daarnaast bevordert de gemeente de samenwerking tussen het onderwijs en de jeugdhulpverlening om de passende ondersteuning zo integraal mogelijk vorm te geven, waarbij het kind centraal staat. Voor zover het gaat over fysieke toegankelijkheid is de opgave in het onderwijs niet eenvoudig te realiseren. Het gaat om meer dan 400 schoolpanden en het gaat daarbij om maatwerk, omdat aanpassingen in bestaande gebouwen (vooral in oudbouw) niet altijd te realiseren zijn. Schoolgebouwen zijn in eigendom van schoolbesturen en daardoor zijn de schoolbesturen zelf verantwoordelijk voor het bouwkundig onderhoud en ook de aanpassingen van de gebouwen. Hierbij heeft de gemeente alleen een adviserende rol. De gemeente heeft een subsidieregeling vergroten sociale en fysieke toegankelijkheid ingesteld die loopt van2019-2022. Schoolbesturen kunnen voor (mede)financiering van de kosten van deze aanpassingen een subsidieaanvraag indienen bij de gemeente.

9.De Participatieraad schrijft dat er inde rapportage staat dat mensen met een handicap/beperking geld kosten aan de maatschappij. Dit zou zeker niet moeten te lezen zijn in de stukken.Reactie van het college: Dit college wil geenszins indruk wekken dat zij vinden dat mensen met een beperking de maatschappij geld kosten. Het college gaat uit van inclusief beleid en stelt dat toegankelijkheid het uitgangspunt is. Eventuele kosten om de huidige voorzieningen, aanbod of gebouwen toegankelijk te maken voor iedereen moeten dan ook zoveel mogelijk uit reguliere middelen betaald worden. Tegelijkertijd realiseert het college zich dat sommige aanpassingen of projecten die nodig zijn om het mogelijk te maken dat iedereen mee kan doen soms (tijdelijke) investeringen vergen. Het college komt deze investeringen tegemoet door de inzet van coalitiemiddelen en vanuit de subsidieregeling vergroten toegankelijkheid. Op die manier willen we als college in Amsterdam stimuleren dat iedereen mee kan doen en de eventuele belemmeringen die er zijn oplossen.

10.De Participatieraad stelt voor beleidsmedewerkers en wethouders cursussen te geven in wat mensen met een beperking meemaken.

Reactie van het college: Op dit moment zijn er diverse trainingen voor ambtenaren die gaan over bejegening, het omgaan van een grote diversiteit aan mensen in Amsterdam. Hierbij is aandacht voor zowel zichtbare als niet zichtbare beperkingen en het laten ervaren wat het inhoudt om een bepaalde aandoening of beperking zelf te hebben. Er wordt hierin samengewerkt met organisaties die veel kennis hebben en met ervaringsdeskundigen. Deze trainingen zijn ook beschikbaar voor wethouders.

11. De Participatieraad schrijft dat gemeentegebouwen nog steeds problematisch zijn qua toegankelijkheid.

Reactie van het college: Het vergroten van de fysieke toegankelijkheid van het gemeentelijk vastgoed is iets waar we continu aan werken. Het college voert onderzoek uit naar toegankelijkheid van de gemeentelijke panden waarbij de richtlijnen van ITS (Integrale Toegankelijkheid Standaard) worden gehanteerd. Daarbij wil de gemeente ook input van gebruikers en ervaringsdeskundigen ophalen en hen laten participeren bij de aanpak. Daarmee hopen wij de knelpunten die mensen ervaren, zoals in het voorbeeld dat door de Participatieraad wordt gegeven, goed op te lossen.

12. Participatieraad schrijft dat op straat lopen en oversteken voor blinden/slechtzienden/rolstoelgebruikers nog steeds niet goed is ingericht.

Reactie van het college: De verkeersveiligheid voor de kwetsbare verkeersdeelnemer (waaronder mensen met een beperking en ouderen)krijgen in deze periode volop de aandacht in Amsterdam. Dit blijkt uit diverse beleidskaders en programma’s waarin ingegaan wordt op de voetgangers als verkeersdeelnemer. Daarbij werken we samen met andere ervaren partijen zoals de ANWB en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). In het Meerjarenbeleid verkeersveiligheid 2016-2021 staat beschreven welke maatregelen onderzocht worden om de verkeersveiligheid van kwetsbare verkeersdeelnemers te vergroten. Het beleidskader Ruimte voor de voetganger dat in 2020 in de inspraak is gebracht, focust zich op toegankelijkheid van trottoirs. Bij het aanleggen van zebrapaden en oversteekplaatsen volgen we de richtlijnen die zijn opgenomen in de leidraad van de CVC.

13.De Participatieraad schrijft dat aanpassingen aan de hoogte van perrons voor iedereen zijn en niet voor een speciale groep inwoners. Reactie van het college: Wij onderschrijven uw mening dat het openbaar vervoer toegankelijk moet zijn voor iedereen en dat het streven is om zo min mogelijk hoogteverschillen te hebben bij het in-en uitstappen. Hoogteverschillen van 20 cm komen bij recent aangepaste en nieuwe haltes niet meer voor. Er wordt gestreefd naar een hoogteverschil van rond de 5 cm. De toegankelijkheid van het tram-en bussysteem is een samenspel tussen enerzijds de hoogte van de halte en anderzijds de hoogte van de vloer van tram of bus. De diverse in Amsterdam rondrijdende tramtypes verschillen onderling in vloerhoogte, en zijn al dan niet uitgerust met een uitschuiftree. Voor de gecombineerde tram-en bushaltes geldt dat er ook nog eens aanzienlijke principiële verschillen zijn in de vloerhoogte tussen trams en bussen onderling. Het invulling geven aan toegankelijkheid heeft daarmee niet alleen effect op haltehoogte, maar stelt ook eisen aan haltebreedte en –inrichting enerzijds en tram en bus anderzijds. Het toegankelijk maken van het Amsterdamse tram-en bussysteem in een stad waar de ruimte schaars is, is een flinke uitdaging, waarmee aanzienlijke kosten zijn gemoeid.

14.De Participatieraad wijst nogmaals op het VN-verdrag handicap, dat streeft naar volledige participatie, autonomie en toegankelijkheid voor mensen met een zogeheten beperking.

Reactie van het college:Het college omarmt de uitgangspunten van het VN-verdrag. Het Rijk heeft voor het implementeren van het VN-verdrag alle gemeenten verplicht gesteld om een lokale inclusie agenda op te stellen. De speerpunten van de inclusie agenda zijn integraal opgenomen in de voortgangsrapportage toegankelijkheid 2020. De voortgangsrapportages toegankelijkheid bieden een overzicht van de stand van zaken en van de nieuwe ambities van het college. Hierbij moeten we gezien de capaciteiten en middelen keuzes maken en prioriteiten stellen. De 10 speerpunten van de lokale inclusie agenda bieden goede input voor het maken van deze keuzes. Wij danken u nogmaals hartelijk voor uw advies. We hebben waardering voor uw reactie op deze voortgangsrapportage toegankelijkheid. Dergelijke adviezen versterken ons beleid voor een toegankelijk Amsterdam.

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
Simone Kukenheim,
Wethouder Zorg