REACTIE PARTICIPATIERAAD OP BRIEF WETHOUDER MOORMAN

REACTIE PARTICIPATIERAAD OP BRIEF WETHOUDER MOORMAN

 

Betreft: reactie van de themagroep Participatie op brief van wethouder Moorman van Onderwijs, Armoede en Inburgering.

Deze brief is een reactie op het gevraagd advies van de Participatieraad van juli 2019 betreffende het Gemeentelijk Beleidskader Armoede en Schulden 2019-2022. Dit advies in medio juli opgestuurd naar de directie van WPI.

 

Het antwoord op het advies verscheen 18 november 2019.

De Participatieraad geeft bij deze een reactie op het antwoord.

 

Reactie: Bart Louwman, Themagroep Werk:

Als vertegenwoordiger van FNV heb ik ook aan de forums van het Armoedeplatform deelgenomen. De Amsterdamse Agenda voor Armoede en Schuldhulp betoogt in de aanhef dat inkomensondersteuning en werk de twee belangrijkste middelen zijn om uit de armoede te geraken.

Op de forumavonden van het Armoedeplatform en op door FNV gehouden evaluatieavonden, is herhaaldelijk naar voren gekomen dat het voor kinderen vernederend is om hulpmiddelen of sport van de gemeente te krijgen in plaats van hun eigen moeder. Wij blijven er daarom voor om zolang het minimumloon en de gekoppelde uitkeringen substantieel te laag zijn om een gezin van te onderhouden, de IIT gemaximeerd wordt tot het wettelijk mogelijke. Verder maken wij schrijnende gevallen mee wat betreft de rigide toepassing van de kostendelersnorm, terwijl nu juist hier de wet mogelijkheid biedt om individuele oplossingen te bieden. Qua inkomensondersteuning kan dus nog verbetering worden bereikt.

De tweede -eigenlijk de eerste- manier om uit de armoede te geraken is betaald werk. De gemeente is een slechte werkgever. Bij het callcenter werkt 60% in kleine flexcontracten. Deze mensen blijven dus kanonnenvlees voor deurwaarders. De gemeente zou hier het goede voorbeeld moeten geven aan het bedrijfsleden door vaste contracten en een fatsoenlijk loon te bieden.

Ik heb in januari aan Rutger verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om de mensen, die in beschut werk of garantiebaan slechts in deeltijd aangesteld worden, hiervoor te compenseren vanuit het budget van de LKS dat immers bij een aanstelling in deeltijd niet volledig benut wordt. Het zou, analoog aan het Amsterdams Experiment, schuin langs de Haagse regelgeving mogelijk moeten zijn hier iets aan te doen. De tegenvraag was om hoeveel mensen gaat het en dat waren er 800. Een deel hiervan is niet in staat om fulltime te werken maar krijgt van het UWV geen indicering. Ook degenen die de indicering wèl krijgen komen er bekaaid vanaf. FNV vindt bij monde van Kitty Jong dat iedereen, die zijn volledige arbeidscapaciteit benut, een volwaardig loon behoort te krijgen en geen uitkering. Het antwoord van wethouder Moorman stelt daarom toch enigszins teleur. Ik had op een creatieve oplossing gehoopt.

Ik ben blij van de beide wethouders te horen dat er voor een zachte landing van de armoedeval gezorgd blijft worden, maar dat zij beiden een substantieel hoger Wettelijk Minimumloon als een beter middel zien om de armoedeval te elimineren, en dat zij ook binnen de gemeente een poging hebben gewaagd hierin stappen te zetten, die voor Den Haag een uitdaging zouden kunnen zijn.

 

 

Reactie Danny Knecht, themagroep Werk:

Ik vind het heel jammer dat de politiek zich richt op de mensen en een uitkering. De werkgevers zaten als partij aan tafel bij de totstandkoming van de Participatiewet. De mensen in een uitkering hebben nooit aan deze tafel gezeten, nu komt wel de drukte liggen bij deze mensen. Dit vind ik persoonlijk onacceptabel, dus ik wil niet spreken van een tegenprestatie maar laten we maar eens kritisch kijken naar de werk gevers!

 

 

Reactie Martin Brandwagt, namens themagroep Participatie:

De themagroep vindt dat de gemeente te makkelijk kiest voor betaald werk als weg uit de armoede. Allereerst is betaald werk lang niet voor iedereen weggelegd en blijkt dit ook lang niet altijd de oplossing. ‘Werkende armen’ zijn, zoals de gemeente zelf vaststelt, inmiddels ook in Nederland een normaal verschijnsel.

De themagroep vindt dat er meer fantasie kan worden gebruikt als het gaat om deelnemen in de maatschappij en rondkomen met een laag inkomen. Daarvoor introduceert de themagroep het begrip ‘’gevoelsarmoede’’. Een laag inkomen betekent niet altijd dat men zich arm voelt. Het is vooral een feitelijke vaststelling: binnen het inkomensgebouw van Nederland is een Participatiewetuitkering een laag inkomen. Of je je daarmee ook arm voelt, hangt af van meerdere factoren. Het blijkt dat een groep Amsterdammers kan rondkomen van een laag inkomen en zich ook gelukkig voelt. Zij ervaren een laag inkomen met veel vrije tijd niet als armoede, maar juist als rijkdom. Voorwaarde is wel dat men enigszins gezond is en niet de druk van hoge vaste lasten voelt. Deze mensen zijn doorgaans maatschappelijk zeer actief, als vrijwilliger, bestuurder van stichtingen en verenigingen, mantelzorger, in daklozenzorg, maatjesprojecten, cliëntenraden of een combinatie daarvan. De themagroep Participatie mist in het antwoord van de wethouder aandacht voor deze groep.

Wat de themagroep betreft, zou er meer aandacht kunnen komen voor immateriële waarden als ‘geluk’ en ‘gemoedsrust’. Juist in een vercommercialiseerde en vereconomiseerde samenleving als Nederland zijn immateriële waarden belangrijk. Nederland is geen Bhutan of Costa Rica, waar dergelijke waarden vanzelfsprekend zijn.

Om voldoende te kunnen participeren in de Amsterdamse maatschappij, is een goed netwerk het belangrijkste. De themagroep voert dit ook aan in het advies. Juist in Amsterdam is er in de loop der jaren een uitgebreid netwerk ontstaan van sociaal-culturele activiteiten, die gratis of voor een laag bedrag toegankelijk zijn. De civiele samenleving is in de hoofdstad goed ontwikkeld. De themagroep had in het antwoord graag meer aandacht voor de civiele samenleving gezien. Dit kan alsnog, als de themagroep een advies over dit onderwerp gaat indienen in 2020.

Bij het antwoord over ervaringsdeskundigen (punt 20) wordt gezegd dat er ‘’rekening wordt gehouden met de noodzakelijke kennis en ervaring van ervaringsdeskundigen die nodig zijn om bepaalde ondersteuning te bieden.’’ De themagroep is het daar mee eens, maar zou iets meer willen horen. De themagroep zou graag zien dat er in Amsterdam een groot netwerk van ervaringsdeskundigen komt, die hulp kan bieden op meerdere terreinen. De nog op te richten buurtteams zouden hierin wellicht een rol kunnen spelen. De themagroep is actief in het Amsterdams Netwerk Ervaringsdeskundigheid dat eind 2019 een voorstel voor een grotere inzet van ervaringsdeskundigen heeft ingediend.

 

Samengevat vindt de Participatieraad het antwoord van de wethouder te mager. Het biedt geen oplossingen voor armoede, op materieel noch geestelijk niveau. De wethouder is weliswaar gebonden aan landelijke en gemeentelijke regels alsmede aan een beperkt budget, maar zou wat de raad betreft meer kunnen bieden.

 

Participatieraad Amsterdam

Amsterdam, 4 december 2019