ONGEVRAAGD ADVIES: TIEN PUNTEN TER VERBETERING VAN DE POSITIE VAN AMSTERDAMSE MINIMA

Participatieraad 2020 – Tien Punten ter Verbetering

 

Ongevraagd advies, oktober 2020

 

Aanleiding voor dit advies

Tijdens de externe evaluatie van de Participatieraad was een advies van de raad aan de wethouder om de raad tien punten ter verbetering van de positie van cliënten van de Participatiewet te vragen. Tijdens een telefonisch onderhoud tussen de raad en wethouder Groot-Wassink van Werk en Inkomen liet de wethouder weten dit een goed idee te vinden. De Participatieraad formuleert bij deze zijn 10 wensen.

 

 

Advies

  1. Volg de zes kernwaarden

De Participatieraad heeft in november 2017 zes kernwaarden opgesteld, die als uitgangspunt gelden bij de bejegening van cliënten van de Participatiewet. Deze kernwaarden zijn:

– Klantvriendelijkheid

– Betrokkenheid

– Rechtvaardigheid

– Respect

– Vertrouwen

– Barmhartigheid

 

De Participatieraad gaat uit van de goede wil van uitvoerende instanties. De raad ziet dat de meeste ambtenaren en beleidsmakers een goede relatie nastreven met de cliënt (*). De overheid is er volgens de raad niet op uit om zijn burgers te benadelen of te schofferen, maar om zijn burgers op een fatsoenlijke manier te helpen.

Dit is het algemene beeld. Op individueel niveau gaat er naar mening van de raad veel mis. Dat kan met ruim 40.000 cliënten en honderdduizenden klantcontacten per jaar ook niet anders. Wel dient het herstellend vermogen van de uitvoerende instanties voldoende te zijn om fouten snel te herstellen. Vertrouwen (kernwaarde 5) gaat immers te paard en komt te voet. Niemand is gebaat bij burgers die de overheid wantrouwen of in wrok de rug toekeren.

 

Concreet:

– Vertrouw de cliënt. Ga uit van zijn goede wil.

– Toon betrokkenheid bij zijn situatie. Ga na wat zijn problemen en belemmeringen zijn.

– Vertel de cliënten helder en duidelijk wat zijn rechten en plichten zijn.

– Toon respect. De verscheidenheid onder cliënten is enorm. Lang niet elke cliënt heeft dezelfde wensen. Voorbeeld: dring niet aan als een cliënt niet aan sport wenst te doen; als hij geen elektronisch apparaat wens te bezitten. Probeer cliënt geen cursus en of anders op te dringen als daartoe de mogelijkheden van cliënt niet toereikend zijn.

– Wees barmhartig. Een onvolkomenheid, zoals het niet verschijnen op een afspraak of verkeerde informatie verschaffen, hoeft niet meteen te duiden op kwade wil van de cliënt. Ga na waarom deze onvolkomenheid heeft plaatsgevonden.

– Dreigen met consequenties, zoals het verlagen of het intrekken van de uitkering, komen bij cliënten hard aan en brengen onnodig leed. Dit kan wat de raad betreft alleen als allerlaatste middel, als alle andere middelen gefaald hebben. Een klantmanager dient op zijn minst drie pogingen te ondernemen om uit te vinden waarom een cliënt niet reageert of waarom hij gevraagde gegevens niet levert. Er kan heel veel aan de hand zijn, zoals psychische klachten, een zware schuldenlast, familiaire omstandigheden. Bij korting van de uitkering brengt de gemeente de cliënt in mogelijke schulden, dan wel wordt het schuldbedrag alleen maar groter, dus uiterste terughoudendheid met afstemmingen is zeker gewenst.

– Na een gesprek kan achteraf om een vergoeding worden gevraagd, als een cliënt door de reiskosten in financiële nood komt. De klantmanager dient de cliënt hierop tijdens het gesprek te wijzen.

 

 

  1. Verhoog de mondigheid en de weerbaarheid van de cliënt

De Participatieraad merkt te vaak dat cliënten niet gewezen worden op hun rechten, zoals het recht op cliëntondersteuning, het recht om een klacht in te dienen, het recht om van klantmanager te wisselen en de mogelijkheid om bezwaar en beroep in te dienen. Van een cliëntpopulatie die voor een aanzienlijk deel belemmeringen kent (bijvoorbeeld taalachterstand, chronische ziekte of handicap) mag, om als volwaardig lid van de civiele samenleving te participeren, niet zonder meer verwacht worden dat deze zijn rechten en plichten kent. Ook als dat wel zo is, zijn lang niet alle cliënten mondig en assertief genoeg om hun rechten te laten gelden.

 

Concreet:

– Bij elk eerste gesprek met een cliënt dient deze gewezen te worden op zijn rechten en zijn plichten.

– De cliënt heeft altijd recht op onafhankelijke cliëntondersteuning. Hij dient hier voorafgaand aan het gesprek van op de hoogte te worden gesteld. Het moet dus ook altijd in een uitnodiging staan.

– De klantmanager dient zo goed en zo snel mogelijk de mogelijkheden van cliënt in kaart te brengen en te zien of die mogelijkheden te verbeteren zijn door cliënt aan te geven dat er cursussen zijn die gratis gevolgd kunnen worden (inclusief een reisvergoeding) om de kansen naar werk te vergroten.

– Wees bewust van de ongelijkheid in mondigheid en kennis. Een klantmanager dient een cliënt te wijzen op het bestaan van organisaties die de cliënt kunnen ondersteunen zoals een vakbond en belangenorganisaties voor uitkeringsgerechtigden.

– Een cliënt heeft te allen tijde het recht om van klantmanager te wisselen. De klantmanager dient de cliënt hier ook op te wijzen.

– De klantmanager dient de cliënt te informeren over de bestaande klachtenregeling en hem desgevraagd een klachtenformulier mee te geven.

– De klantmanager dient de cliënt te informeren over de mogelijkheid van bezwaar, beroep en hoger beroep. Tevens dient hij de cliënt te wijzen op instanties die hem hierbij kunnen helpen.

– De huidige klachtenregeling bestaat er uit dat de klantmanager of diens collega’s eventuele klachten behandelen. De Participatieraad acht de instelling van een onafhankelijke klachten- en geschillencommissie zonder meer noodzakelijk.

 

 

  1. Zorg voor een goed cliëntvolgsysteem, waarbij privacy wordt gewaarborgd

Om tot een goed traject te komen,

 

In gesprekken met de cliënten kan worden vastgesteld wat de psychische en fysieke gesteldheid van de cliënten is, wat zijn belemmeringen voor werk/participatie zijn, of hij schulden heeft en wat zijn wensen zijn. Privacy is een grondrecht, dat staat bij elk contact met cliënten centraal.

 

Concreet:

– een kleinere cliëntenkring per klantmanager betekent meer tijd voor de cliënten

– Om een goede relatie met de cliënt op te bouwen, dient een klantmanager de cliënt te kennen. Een klantmanager dient voldoende tijd reserveren voor een eerste gesprek

– de cliënten heeft recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Zaken waar hij niet over wenst te vertellen en die geen invloed hebben op de hoogte van zijn uitkering of zijn traject naar werk of participatie, daarover hoeft hij geen mededelingen te doen.

– de cliënten kiest zijn eigen middelen voor communicatie. Digitale communicatiemiddelen dienen niet opgedrongen te worden.

– de cliënt heeft recht op inzage in zijn dossier

 

 

  1. Verbetering van de inkomenspositie van de cliënt/ verlagen vaste lasten

De hoogte van de vaste lasten speelt veel cliënten parten. Bij de vraag of iemand kan rondkomen van zijn uitkering, of hij financiële ruimte heeft voor uitgaan, vervangen van essentiële goederen, aanschaf goederen, vakantie etc., is de hoogte van de vaste lasten cruciaal.

De Participatieraad heeft in zijn vier jaren van bestaan gemerkt dat mensen met onvermijdelijke kosten vanwege een chronische ziekte of een handicap veel meer kosten hebben dan gezonde cliënten. Dat dit oneerlijk is – cliënten kiezen immers niet voor een dergelijke aandoening- is duidelijk. Het leidt ook tot een verschil in koopkracht en daarmee in levensgeluk.

Er zijn meer cliëntengroepen aan te wijzen die gebukt gaan onder hoge vaste lasten. Te denken valt aan cliënten die hoge stookkosten hebben vanwege slecht geïsoleerde woningen. Veel cliënten hebben geen of weinig bureaucratische vaardigheden en weten daardoor slecht de weg in het woud van minimavoorzieningen. Dit geldt des te meer voor cliënten die een psychische aandoening hebben.

 

Concreet:

– cliënten met hoge gezondheidskosten vanwege een chronische ziekte of een handicap dienen hiervoor gecompenseerd te worden. Als dat niet mogelijk is door de Rtm-regeling, is de Bijzondere Bijstand de aangewezen weg.

– cliënten met hoge stookkosten helpen om hun woningen beter te laten isoleren.

– het sociaal loket en organisaties voor maatschappelijk werk kunnen cliënten zonder bureaucratische vaardigheden helpen. Dit is momenteel ook het geval, maar niet iedereen vindt de weg naar deze instanties. Dat ligt deels aan drempelvrees. De raad denkt dat dergelijke organisaties te veel uitstralen dat ze een verlengstuk van de overheid zijn. Laagdrempeligheid kan worden vergroot door ze meer te verbinden aan buurthuizen, bibliotheken en andere plekken in de buurt die bij de bevolking goed bekend zijn.

– cliënten met psychische klachten zijn vaak zodanig belast door hun aandoening dat ze aan inkomensverbetering niet toe komen. Zij zijn waarschijnlijk gebaat bij een vertrouwenspersoon die ze hiermee kan helpen, zoals een SPW-er of een maatje.

– cliënten met laaggeletterdheid, dialectie, onbekendheid met het Nederlands, blindheid -en slechtziendheid of een andere leesbeperking hebben vaak veel problemen met de bureaucratie. Ook zij zijn gebaat bij hulp, bijvoorbeeld van een cliëntondersteuner.

 

 

  1. Verhoog de mogelijkheid tot participatie waarmee gelijktijdig het geluksgevoel van de cliënt wordt verhoogd.

Een laag inkomen betekent lang niet altijd dat iemand zich arm voelt. Het blijkt dat een groep Amsterdammers goed kan rondkomen van een laag inkomen en zich ook gelukkig voelt. Zij ervaren een laag inkomen met veel vrije tijd niet als armoede, maar juist als rijkdom. Voorwaarde is wel dat men enigszins gezond is en niet de druk van hoge vaste lasten voelt. Deze mensen zijn doorgaans maatschappelijk zeer actief, als vrijwilliger, bestuurder van stichtingen en verenigingen, mantelzorger, in daklozenzorg, maatjesprojecten, cliëntenraden of een combinatie daarvan.

 

Concreet:

– WPI geeft te veel aandacht aan zaken als geld en werk. Er kan meer aandacht komen voor immateriële waarden als ‘geluk’ en ‘gemoedsrust’.

– om voldoende te kunnen participeren in de Amsterdamse maatschappij is een goed netwerk het belangrijkste. In Amsterdam is er in de loop der jaren een uitgebreid netwerk ontstaan van sociaal-culturele activiteiten, die gratis of voor een laag bedrag toegankelijk zijn. Door bij dergelijke activiteiten aan te sluiten, bijvoorbeeld als vrijwilliger, kan het gevoel van armoede en eenzaamheid sterk verminderen. Cliënten die voorlopig niet in staat zijn tot het verrichten van betaald werk, kunnen worden gestimuleerd om deel te nemen aan genoemd netwerk. Daarbij kan samenwerking worden gezocht met de vrijwilligerscentrale en de vrijwilligersacademie.

– verhoog de mogelijkheid tot participeren door vrijwilligersvergoedingen, het volgen van cursussen en de mogelijkheden om binnen Amsterdam te reizen.

 

 

  1. Verbeter re-integratie naar betaald werk

Werken moet lonen. Als werkgevers in deze tijden ondersteund moeten worden, moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Nu worden de kosten afgewenteld op de zwaksten in de samenleving, die niets terug kunnen doen.

 

Concreet:

– Zorg voor werknemersservicepunten, waar de dienstverlening aan de werkzoekende centraal staat. Betrek ook de werkzoekenden en hun vertegenwoordiging bij de inrichting en niet alleen de werkgevers en dure intermediairs.

– Zorg dat mensen, die hun positie denken te kunnen verbeteren door onderwijs te volgen, hiertoe in staat gesteld worden.

– Beëindig de carrousel van proefplaatsingen en “leertrajecten”, waar zonder loon productief gewerkt wordt. We zijn in het bezit van een stapel folders, die ten behoeve van de klantmanagers vervaardigd zijn. Hieruit blijkt dat alle trajecten bestaan uit eerst drie maanden onbetaald werk en daarna kans op slechts een halfjaar 24 uur per week betaald werk. “Uit de uitkering” staat er steeds bij. Een verdienmodel dus. Die kans op een tijdelijk minibaantje geeft de werkzoekende echter maar één zekerheid: Hij zal zes tot negen maanden aan het werk zijn en kosten maken, zonder in staat te zijn ook maar iets aan rekeningen af te betalen.

 

 

  1. Verhoog de druk op de landelijke overheid om minimabelastend beleid te veranderen

De Participatieraad heeft gemerkt dat cliënten veel last hebben van minimabelastend beleid, dat vaak van de landelijke overheid komt. De raad noemt bij name de kostendelersnorm, het eigen risico in de Ziektekostenverzekering en de lokale heffingen. Deze zijn voor minima een loden last. Wel of geen eigen risico betekent een verschil van 385 euro per jaar. Wel of geen kwijtschelding voor lokale heffingen betekent een verschil van ruim 450 euro per jaar.

Grootste speerpunt is wat de raad betreft de kostendelersnorm. Deze betekent een enorme inkomensachteruitgang, van duizenden euro’s per jaar. Sommige cliënten hebben een meerderjarige zoon of dochter, die door de krappe Amsterdamse woningmarkt noodgedwongen thuis zit. Soms doen cliënten mantelzorg voor iemand en worden ze daardoor belast met een korting op de uitkering.

Zonder dit minimabelastend beleid zou de druk op de schuldhulpverlening veel kleiner zijn, zouden voedselbanken minder klanten hebben en zouden cliënten een grotere koopkracht kennen.

Verder stelt de Participatieraad vast dat elk jaar het aandeel huur groter wordt binnen de vaste lasten. Huurverhogingen van ruim 4 procent zijn voor minima op te brengen als de Huurtoeslag evenredig stijgt, maar dat is steeds minder het geval. De raad merkt dat de verhoging van de Huurtoeslag achter blijft bij de huurstijging. Dat is op lange termijn vragen om schulden en een aanzienlijk lagere koopkracht.

 

Concreet:

– Landelijk beleid is vaak zeer belastend voor minima. De gemeente kan de landelijke overheid hierop attent maken en voorstellen door ter verbetering. Uitgangspunt is daarbij dat de sterkste schouders de zwaarste lasten betalen. De raad heeft de volgende aanbevelingen:

  1. maak het eigen risico in de ziektekostenverzekering en de eigen bijdragen inkomensafhankelijk. Minima betalen hierdoor een laag bedrag, modaal en bovenmodaal betalen meer.
  2. verhoog de normen voor kwijtschelding met 100 procent.
  3. schrap de Kostendelersnorm.
  4. huurders met een minimum inkomen dienen voor 100 procent gecompenseerd te worden voor de huurstijging. Liefst zou de raad een huurbevriezing voor deze categorie zien van drie jaar en daarna een zeer gematigde huurstijging van niet meer dan 2 procent.
  5. spreek de wens uit voor een hoger minimumloon en bijstandsuitkering. Uiteindelijk kunnen de minima pas uit de problemen blijven als het minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen en AOW flink verhoogd worden. Dan verdwijnt ook de armoedeval en is werken altijd lonend. Verschillende gemeentes hebben zich voor een minimumloon van veertien euro uitgesproken. Amsterdam kan dit ook doen, en ervoor zorgen dat mensen, die bij de gemeente aan het werk gaan, een vaste aanstelling met een hoger minimumloon krijgen.

 

Concreet:

– Amsterdam kan zich uitspreken voor een hoger minimumloon en haar eigen werknemers vaste aanstellingen tegen een leefbaar maandloon gunnen.

 

 

  1. Communiceer met cliënt over de wijze waarop een vordering op cliënt moet worden terugbetaald.

Op het moment dat een cliënt naast een uitkering inkomsten heeft uit betaald werk, moeten deze inkomsten verrekend worden. Als een cliënt onverhoopt weer terugvalt op de uitkering, worden deze inkomsten met de uitkering van de daarop volgende maand verrekend. Het punt is dat de cliënt dan onder bijstandsniveau raakt.

De Participatieraad vindt dat de inkomensconsulent of klantmanager contact moet opnemen met cliënt over de wijze waarop de vordering moet worden terugbetaald.

 

Concreet:

-Client verdient 400 euro in de maand juli en ontvangt bijstandsuitkering. In augustus verdient cliënt boven bijstandsniveau. Eind augustus wordt cliënt onverhoopt ziek en valt weer terug op de uitkering en kan werkzaamheden niet voortzetten. Client valt weer terug op de uitkering. Van de maand september wordt 400 euro ingehouden op uitkering. Client moet in september rond zien te komen van 600 euro.

Cliënten die langdurig in de bijstand zitten hebben over het algemeen geen buffer om dit soort schommelingen in inkomen te kunnen opvangen.

 

 

  1. Verhoog taalvaardigheid en andere communicatieve vaardigheden

Zoals aangegeven bij punt 2, hebben veel cliënten moeite met communicatie. Dat is zorgelijk, omdat er in de steeds ingewikkelder wordende samenleving steeds meer assertiviteit van de burger wordt gevraagd. Je niet goed kunnen uiten, zowel verbaal als schriftelijk, wordt dan een handicap die zorgt voor een maatschappelijke achterstand.

De tijd dat Nederlanders vanaf hun geboorte automatisch waren opgenomen in een zuil en daarmee van wieg tot graf van een toereikend netwerk waren voorzien, is voorbij. De moderne samenleving biedt meer mogelijkheden en keuzes, maar dat maakt het ook moeilijker.

Je goed kunnen uiten, je wensen kenbaar kunnen maken, bezwaar kunnen maken tegen beslissingen van de overheid, je rechten kennen; het vergt een taalniveau dat niet iedereen binnen de kring van de Participatiewet beheerst. De Participatieraad wil daarom meer aandacht voor communicatievaardigheden.
Omdat een eenheidstaal de communicatie tussen burgers en de overheid verbetert en misverstanden voorkomt, dient de overheid het gebruik van goed Nederlands te stimuleren door zelf uitsluitend te communiceren in het Algemeen Beschaafd Nederlands. De Participatieraad gebruikt zelf louter Nederlands en heeft daar goede ervaringen mee.

 

Concreet:

– Een klantmanager dient bij het eerste gesprek na te gaan wat het taalniveau van de cliënt is. Mocht dit niet voldoende blijken, dan kan de klantmanager een taaltraject aanbieden.

– Bied schrijfcursussen aan. Dit kan in samenwerking met buurthuizen, MADI’s, bibliotheek, etc. Bij het aanbieden van cursussen in buurthuizen, bibliotheken en anders dient er gekeken te worden naar de onbeperkte toegankelijkheid en de eventuele benodigde hulpmiddelen, anders sluit je deelnemers uit.

– Bied trainingen aan in assertiviteit en welsprekendheid. Ook hier kan het sociaal-culturele netwerk van Amsterdam worden ingezet.

– Lidmaatschap van de Openbare Bibliotheek dient gratis te zijn voor cliënten. Dat is momenteel het geval voor Stadpashouders, maar kan worden uitgebreid.

– Vermijd in de communicatie met de cliënt moeilijke woorden, jargon en buitenlandse woorden waarvoor goede Nederlandse equivalenten bestaan.

 

 

  1. Geef extra aandacht aan cliënten met problematische schulden, chronische ziekten, en/of sociaal-culturele problemen.

Schulden zijn een loden last voor veel inwoners van Amsterdam, niet alleen voor minima. Weinig aflossingscapaciteit betekent echter dat schulden ook heel problematisch zijn. Fysieke en psychische aandoeningen, tot zelfs een tijdelijke verlaging van het IQ, kunnen het gevolg zijn.

De Participatieraad vindt dat mensen met geldproblemen/schulden met een zo groot mogelijke snelheid geholpen dienen te worden. Onafhankelijk of de schulden nu het gevolg zijn van keuzes die gemaakt zij op verkeerde informatie/verkeerde voorlichting of te goed gelovig te zijn geweest, dan wel op andere wijzen. In theorie is de schuldhulp geregeld in Amsterdam. In de praktijk gaat het te vaak mis, waarbij de gevolgen voor de cliënt(en) zijn. De Participatieraad wil extra aandacht voor de schuldenproblematiek in Amsterdam. Verder dringt de raad aan op acties van de overheid door het verhogen van de beslagvrije voet. Deze staat al tijden op de rol, heeft het parlement reeds jaren geleden gepasseerd, maar is nog steeds niet ingevoerd.

 

Concreet:

– Schuldhulp is altijd in handen van de overheid. Private schuldhulpverlening blijkt te vaak een verdienmodel die schuldenaars met nog hogere lasten opzadelt.

– Vooruitlopende op de verhoging van de beslagvrije voet de aflossingscapaciteit bij cliënten maximaliseren op 50 euro per maand.

– Schulden bij de overheid na drie jaar kwijtschelden.

– Geen cumulatie van rente en aanmaningskosten. Ook hier een maximum van 50 euro.

– Voorlichting over schuldenproblematiek vergroten.

– Extra inzetten op preventie en budgetcursussen. Schulden zijn snel gemaakt, veel langer duurt de aflossing.

– Vakantiegeld vrijwaren van aflossing. Zie ook het Zwartboek Vakantiegeld uit 2016.

 

(*)  Woord achteraf: in dit advies wordt het woord ‘cliënt’ gebruikt in de mannelijke vorm, zoals het Groene Boekje voorschrijft. Voor de leesbaarheid zijn de woorden ‘hij’ en ‘zijn’ gebruikt. Vrouwen, transgenders en andere identiteiten zijn in het woord ‘cliënt’ ingesloten.

 

Als vastgesteld door de plenaire vergadering van de Participatieraad van 28 oktober 2020.